G.Gielis: Verdoelde schaepkens, bytende wolven, Inquisitie in de Lage Landen
Uitgave: Davidsfonds: Leuven, 2009; ISBN 978-90-5826-587-6; 413 p.; winkelprijs € 27,50.
De meesten van ons kennen de Inquisitie van de verhalen van de lagere school en misschien wel van de historische afbeeldingen. Het woord doet denken aan gruwelijke martelpraktijken. Toch is de betekenis alleen maar 'onderzoek'.
Gert Gielis onderzoekt in zijn, gedegen, studie de werkwijze en invloed van de Inquisitie in de Nederlanden tussen 1520 en 1530. De uitkomst daarvan levert een heel wat genuanceerder beeld op dan zelfs in andere wetenschappelijke werken te vinden is. De Inquisitie blijkt in de loop van de geschiedenis een degelijk harnas van stereotiepen te hebben gekregen, mede door de zwaardere repressie door de opkomst van de Wederdopers in latere jaren.
Met oog voor detail volgt de schrijver de processen die in de genoemde jaren in het huidige Nederland en België tegen (vermeende) ketters zijn gevoerd. Daaruit blijkt dat voor deze periode geen enkel bewijs is te vinden voor martelingen als onderdeel van de verhoren. Het doel van de processen was nadrukkelijk om de 'verdoolde schaapjes' terug te brengen in de veilige stal van de (Rooms Katholieke) Kerk, die tot dat moment de enige kerk was.
Opvallend is de taak van de overheid: die zorgde vaak voor de aanklacht en altijd voor de opsporing, arrestatie, detentie en onverhoopte executie van de 'ketter'. Ketterij werd gezien als de zwaarste misdaad, omdat dit een misdaad tegen de Here God is. Door deze misdaad werd de maatschappelijke orde verstoord. Uit het boek blijkt dat keizer Karel V méér deed ten gunste van de kettervervolging dan de Rooms Katholieke Kerk. Deze leverde de theologen die de gesprekken met de verdachten voerden en probeerden hen weer tot –in hun ogen- zuivere gedachten te brengen. Hiervoor namen zij ruim de tijd; sommige processen duurden meer dan een jaar. De doodstraf voor een ketter werd opgevat als nederlaag van de inquisiteurs, en ook wel als ongewenste reclame voor de gedachten van de veroordeelde. De doodstraf werd in de jaren 1520-1530 dan ook slechts sporadisch aan ketters voltrokken.
Het boek bevat veel voorbeelden, waardoor het onderzoek gaat 'leven'. Er is aan het slot een theoretische analyse, die overgeslagen kan worden, maar die de moeite van het lezen waard is. Opvallend is, dat de schrijver het woord 'gereformeerd' gebruikt terwijl in de beschreven periode nog geen sprake was van gereformeerden. De invloed van Maarten Luther op de ketters is duidelijk te merken, evenals die van humanisten en voorlopers van de reformatoren.
De titel van het boek zou lezers kunnen afschrikken, omdat die in het Nederlands van de onderzochte tijd is, evenals diverse citaten. Maar wie de woorden hardop leest heeft meestal snel door wat er wordt bedoeld. Dit is dus geen reden om het boek ongelezen te laten. Dat geldt ook voor het 'Belgische' Nederlands van de schrijver.
Conclusie na het lezen van dit boek zou kunnen zijn dat er tussen 1520 en 1530 in de Nederlanden eerder sprake was van 'eigenwijze schaapjes en pratende wolven'. Dat klinkt eigenlijk wel bekend......